Brief aan Onderwijscommissie

Uiteraard zijn wij als lerarenorganisatie verheugd over de stappen die de staatssecretaris ondernomen heeft om de professionele ruimte voor docenten te vergroten. Na alle vernieuwingsoperaties van de afgelopen decennia was wel duidelijk geworden dat de stem van de leraar bij al deze ingrepen te weinig gehoord is.

In grote lijnen kunnen wij met de inhoud van het voorstel instemmen.

Graag willen wij een paar kanttekeningen maken.

Eerst iets over de gang van zaken die tot dit voorstel heeft geleid. Naar wij begrijpen zijn diverse rapporten en onderzoeken maar ook de bevindingen van de Commissie Dijsselbloem aanleiding tot dit wetsvoorstel geweest.

Zoals de staatssecretaris terecht vermeldt, kwam deze commissie tot de conclusie dat leraren zelf veel te weinig geraadpleegd waren. Tot deze gevolgtrekking kwam de commissie, zoals u weet, na een grote groep leraren van diverse vakinhoudelijke verenigingen gehoord te hebben. Tijdens de persconferentie bij de presentatie van het rapport benadrukte de voorzitter van deze commissie nog eens dat met name de organisaties van vakdocenten, verenigd in het Platform VVVO, bij alle vernieuwingsvoorstellen niet of nauwelijks aan het woord zijn geweest en dat Den Haag meer moet luisteren naar wat docenten via hun vakinhoudelijke verenigingen te zeggen hebben.

Daarom verbaast het ons zeer dat het ministerie voor dit voorstel wel naar draagvlak heeft gezocht bij een willekeurig groepje docenten die de afgelopen vijf jaar door SBL als ‘leraren van het jaar’ zijn verkozen. Ongetwijfeld zijn dit uitstekende collega’s, maar ze zijn helaas niet in de positie geweest om met collega’s in den lande contact te kunnen hebben over dit wetsvoorstel. Daarmee krijgt dit wetsvoorstel wel een heel smal draagvlak.

Als de staatssecretaris de vakinhoudelijke verenigingen over dit wetsvoorstel had benaderd, hadden we graag de mening van onze achterban van 40.000 vakleerkrachten in het voortgezet onderwijs gepeild en deze collega’s daarover aan het woord laten komen en had het ministerie op die manier ook veel meer bekendheid aan dit voorstel bij leraren zelf kunnen geven. Juist ook omdat het hier gaat over kwesties die de vakinhoud van de docenten raken: vaststelling van de leerstof, het curriculum voor hun vakken, de keuze van de methoden, de wijze van toetsing en examinering, kortom de vakinhoudelijke en algemene didactiek van hun onderwijs.

Dat brengt ons op een tweede punt. Wij vinden dat het begrip professionele ruimte met dit wetsvoorstel beperkt wordt opgevat. Docenten dienen in onze ogen niet alleen zeggenschap over hun beroep te krijgen in de ruimte die de school hun biedt. Hun professionele ruimte strekt zich ook uit buiten de school. Leraren horen vanuit hun specifieke professionaliteit ook mee te kunnen praten over kerndoelen, eindtermen, centrale examens, eisen die aan lerarenopleidingen worden gesteld. Dat was ook wat de Commissie Dijsselbloem beoogde toen zij over de rol van de vakinhoudelijke verenigingen sprak. Het is gelukkig wel zo dat vertegenwoordigers van de vakinhoudelijke verenigingen structureel wel al bij een aantal zaken betrokken worden, zoals in de examencommissies, en incidenteel geraadpleegd worden, maar over de professionele ruimte van docenten buiten de school is tot op heden nog weinig geregeld. Zo zijn de afgelopen jaren een College van Examens en een Stichting van het Onderwijs opgericht zonder dat daar docenten voor uitgenodigd zijn, laat staan hun vakinhoudelijke vertegenwoordigers.

Wij vinden dat het hoog tijd wordt dat de politiek een duidelijke visie ontwikkelt hoe zij de positie van docenten kan helpen versterken als het gaat om de zeggenschap over hun vak en de inhoud ervan in de professionele ruimte buiten de school.

René van de Kraats
Voorzitter Platform VVVO
voorzitter@platformvvvo.nl
telefoon 030-2533778