Nieuwsberichten

Hoe ziet je ideale leraar er uit?

In 2015-2016 ontwikkelt de Onderwijscoöperatie de professionele standaard voor leraren. In een standaard staat genoemd wat de (minimum)-eisen zijn die leraren aan elkaar stellen. Dit is aanvullend op wat staat beschreven in de herijkte bekwaamheidseisen. In de standaard wil de Onderwijscoöperatie benoemen welke waarden de basis vormen van het gedrag van de leraar op school. Dit kan dienen ter initiatie of ter ondersteuning van de professionele dialoog over de ontwikkeling en ruimte die leraren nodig hebben.

Tot 6 december loopt een eerste consultatieronde. In deze ronde inventariseren we welke waarden breed gedragen worden door leraren. Dit zal resulteren in een eerste conceptversie waaromheen begin 2016 een tweede consultatieronde zal starten. De definitieve standaard wordt dan op 1 juli 2016 gepubliceerd.

Ben je leraar? De Onderwijscoöperatie is op zoek naar jouw input! De vragenlijst vind je hier:

Vul de volgende vragenlijst in.

Professionele standaard voor leraren

 

In 2015-2016 ontwikkelt de Onderwijscoöperatie de professionele standaard voor leraren. In een standaard staat genoemd wat de (minimum)-eisen zijn die leraren aan elkaar stellen.

Tot 1 januari 2016 loopt een eerste consultatieronde. Deze eerste ronde inventariseert welke waarden breed gedragen worden door leraren. Bent u leraar? Het Platform VVVO en de Onderwijscoöperatie zijn op zoek naar uw input! De vragenlijst vindt u hier

Meerjarenagenda Onderwijsraad

De Onderwijsraad heeft een meerjarenagenda opgesteld voor de komende vijf jaar. In deze agenda staat het thema van een veerkrachtig onderwijsbestel centraal. Veranderingen in de samenleving – en de snelheid daarvan – stellen het onderwijs voor grote uitdagingen. Het onderwijs heeft te maken met maatschappelijke trends zoals technologisering, internationalisering en Europeanisering, vergrijzing en ontgroening, krimp en immigratie, flexibilisering van de arbeidsmarkt, individualisering en afnemende sociale samenhang. Dat vraagt om een onderwijsbestel dat zich kan blijven aanpassen aan veranderende eisen vanuit de samenleving én dat weerstand kan bieden aan onwenselijke ontwikkelingen en kortstondige hypes. Daarbij houdt de raad oog voor de benodigde rust in het onderwijs, hij baseert zijn adviezen steeds op grondige probleemanalyses.

U kunt deze agenda downloaden.

Brief Platform aan Kamercommissie Onderwijs over omkering 2e Correctie

Utrecht, 20 juni 2015

Aan de Kamercommissie voor onderwijs

Geachte commissieleden,

Aan de vooravond van het mogelijke Kamerdebat over het voorstel van de staatssecretaris van onderwijs om de tweede correctie van het eindexamenwerk om te keren richten we ons graag tot u. Al zeven jaar lang heeft het Platform van Vakinhoudelijke Verenigingen zich op verschillende manieren – mondeling en per brief – tot u gewend over de problematiek van de examencorrectie.

Nadat de Tweede Kamer in 2008 had besloten dat de tweede correctie van de centrale examenwerken integraal moet plaatsvinden, heeft het Platform destijds onder zijn leden een onderzoek gehouden waaruit bleek dat docenten die het werk steekproefsgewijs nakijken, geen bezwaar tegen een integrale correctie hebben, maar dit steekproefsgewijs doen omdat de tijdsdruk het hun onmogelijk maakt dit integraal te doen. Wij hebben toen zowel uw organisatie als de overheid gevraagd om maatregelen te nemen om de werkdruk zo te verlichten dat alle betrokken docenten in staat zijn het werk integraal na te kijken.

Wij hadden verwacht dat wij van u hierbij steun zouden ondervinden, bij onze verzoeken aan de toenmalige staatssecretaris, omdat het docenten ook werkelijk mogelijk zou maken om te doen wat u van hen verwachtte: het integraal nakijken bij de tweede correctie.

Op al onze verzoeken hebben we nooit een reactie gekregen. Wel mochten we aanschuiven bij een resonansgroep die commentaar mocht geven op onderzoeken van het CITO naar de tweede correctie. Ons werd op het hart gebonden dat we daarover niets in de openbaarheid mochten brengen. Daar hebben we ons aan gehouden. Pas toen de staatsecretaris na kennisname van het onderzoeksrapport aan de VO-raad vroeg pilots te organiseren waarin nagegaan zou worden hoe de omkering van de tweede correctie zou kunnen plaatsvinden en tevens hoe de werkdruk van betrokken docenten verlicht zou kunnen worden, hebben wij nogmaals laten weten dat het probleem volgens ons vooral zit in de tijdsdruk, waaraan in al die vijf jaren van onderzoek niets gedaan was. Op onze commentaar kregen wij geen enkele reactie.

Wel mochten we weer aanschuiven bij een drietal bijeenkomsten over de pilots, waarbij ons opnieuw op het hart werd gebonden dat we niets over de pilots in de openbaarheid mochten brengen, ook niet over het onderzoeksverslag toen ons dit onder ogen kwam. We hebben ons opnieuw daaraan gehouden.

Zo’n drie maanden geleden werd ons opeens duidelijk gemaakt dat de VO-raad had besloten de staatssecretaris voor onderwijs voor te stellen de tweede correctie om te keren en dat de staatssecretaris daartoe bereid was voor het komend jaar als proef.

Misschien kunt u zich voorstellen hoe groot onze verbijstering was dat wij na al die jaren van constructieve medewerking aan onderzoeken en pilots volstrekt niet meer geraadpleegd werden over onze visie op de kwestie, noch door de VO-raad noch door het ministerie en staatssecretaris.

Verbijsterd waren wij ook omdat in het voorstel van VO-raad en staatssecretaris opnieuw niet met serieuze maatregelen iets gedaan wordt aan wat volgens ons de kern van het probleem is: de werkdruk, de tijdsdruk die van de correctie voor vakken met veel open vragen gekkenwerk maakt.

Met alleen de omkering van de correctie in het voorstel wordt het wantrouwen versterkt dat de buitenwacht heeft over de tweede correctie en doet u niets aan het probleem waar op wij al zeven jaar wijzen. Alleen maar toegeven aan het niet onbegrijpelijke wantrouwen van de buitenwacht (“Het is alsof slagers hun eigen vlees keuren”) houdt een miskenning in van de ernst waarmee docenten in Nederland hun correctietaak opvatten. Als ze de tijd ervoor hadden, zouden vrijwel alle docenten als tweede corrector het examenwerk liever integraal nakijken.

Wij vragen ons dan ook ernstig af of de voorgenomen proef om de correctie om te draaien wel enige kans van slagen heeft. Zoals u wellicht vernomen heeft uit reacties van leden van ons Platform wijzen sommige vakinhoudelijke verenigingen de omkering zonder meer af. Wij zullen in deze brief de vele steekhoudende argumenten die ze daarvoor aandragen, niet herhalen. Ze hebben deze inmiddels in gesprekken met enkele leden van uw commissie ook mondeling kunnen toelichten. Er zijn ook vakinhoudelijke verenigingen die er niet zonder meer afwijzend tegenover staan. Maar alle vakinhoudelijke verenigingen zijn ervan overtuigd dat de proef het komend jaar weinig kans van slagen heeft zolang er niet tegelijkertijd maatregelen genomen worden om de tijdsdruk van de docenten weg te nemen zodat er ook werkelijk integraal nagekeken kan worden. Juist de omkering brengt tijdrovende, logistieke problemen met zich mee, waardoor de tijdsdruk toeneemt en de kans dat er even zorgvuldig gecorrigeerd wordt als bij de huidige gang van zaken, alleen maar kleiner wordt. Daarmee wordt met de omkering een averechts effect bereikt.

Met vriendelijke groet,

Namens het bestuur van het Platform VVVO

René van de Kraats

Brief Platform aan VO-Raad over omkering 2e Correctie

Utrecht, 20 juni 2015

Aan het bestuur van de VO-raad

Geachte bestuursleden,

Aan de vooravond van het mogelijke Kamerdebat over het voorstel van de staatssecretaris van onderwijs om de tweede correctie van het eindexamenwerk om te keren richten we ons graag tot u. Al zeven jaar lang heeft het Platform van Vakinhoudelijke Verenigingen zich op verschillende manieren – mondeling en per brief – tot u gewend over de problematiek van de examencorrectie.

Nadat de Tweede Kamer in 2008 had besloten dat de tweede correctie van de centrale examenwerken integraal moet plaatsvinden, heeft het Platform destijds onder zijn leden een onderzoek gehouden waaruit bleek dat docenten die het werk steekproefsgewijs nakijken, geen bezwaar tegen een integrale correctie hebben, maar dit steekproefsgewijs doen omdat de tijdsdruk het hun onmogelijk maakt dit integraal te doen. Wij hebben toen zowel uw organisatie als de overheid gevraagd om maatregelen te nemen om de werkdruk zo te verlichten dat alle betrokken docenten in staat zijn het werk integraal na te kijken.

Wij hadden verwacht dat wij van u hierbij steun zouden ondervinden, bij onze verzoeken aan de overheid, maar ook van uw organisatie van schoolleiders, die toch onze naaste collega’s zijn in de schoolpraktijk en weten hoe groot die tijdsdruk is.

Op al onze verzoeken hebben we nooit een reactie gekregen. Wel mochten we aanschuiven bij een resonansgroep die commentaar mocht geven op onderzoeken van het CITO naar de tweede correctie. Ons werd op het hart gebonden dat we daarover niets in de openbaarheid mochten brengen. Daar hebben we ons aan gehouden. Pas toen de staatsecretaris na kennisname van het onderzoeksrapport aan uw VO-raad vroeg pilots te organiseren waarin nagegaan zou worden hoe de omkering van de tweede correctie zou kunnen plaatsvinden en tevens hoe de werkdruk van betrokken docenten verlicht zou kunnen worden, hebben wij nogmaals laten weten dat het probleem volgens ons vooral zit in de tijdsdruk, waaraan in al die vijf jaren van onderzoek niets gedaan was. Op onze commentaar kregen wij geen enkele reactie.

Wel mochten we weer aanschuiven bij een drietal bijeenkomsten over de pilots, waarbij ons opnieuw op het hart werd gebonden dat we niets over de pilots in de openbaarheid mochten brengen, ook niet over het onderzoeksverslag toen ons dit onder ogen kwam. We hebben ons opnieuw daaraan gehouden.

Zo’n drie maanden geleden werd ons opeens duidelijk gemaakt dat de VO-raad had besloten de staatssecretaris voor onderwijs voor te stellen de tweede correctie om te keren en dat de staatssecretaris daartoe bereid was voor het komend jaar als proef.

Misschien kunt u zich voorstellen hoe groot onze verbijstering was dat wij na al die jaren van constructieve medewerking aan onderzoeken en pilots volstrekt niet meer geraadpleegd werden over onze visie op de kwestie, noch door uw organsatie noch door het ministerie en staatssecretaris.

Verbijsterd waren wij ook omdat in het voorstel van VO-raad en staatssecretaris opnieuw niet met serieuze maatregelen iets gedaan wordt aan wat volgens ons de kern van het probleem is: de werkdruk, de tijdsdruk die van de correctie voor vakken met veel open vragen gekkenwerk maakt.

Met alleen de omkering van de correctie in uw voorstel versterkt u het wantrouwen dat de buitenwacht heeft over de tweede correctie en doet u niets aan het probleem waar op wij al zeven jaar wijzen. Alleen maar toegeven aan het niet onbegrijpelijke wantrouwen van de buitenwacht (“Het is alsof slagers hun eigen vlees keuren”) houdt een miskenning in van de ernst waarmee docenten in Nederland hun correctietaak opvatten. Als ze de tijd ervoor hadden, zouden vrijwel alle docenten als tweede corrector het examenwerk liever integraal nakijken.

Wij vragen ons dan ook ernstig af of de voorgenomen proef om de correctie om te draaien wel enige kans van slagen heeft. Zoals u wellicht vernomen heeft uit reacties van leden van ons Platform wijzen sommige vakinhoudelijke verenigingen de omkering zonder meer af en zijn er andere die daar niet zonder meer afwijzend tegenover staan. Maar alle vakinhoudelijke verenigingen zijn ervan overtuigd dat de proef het komend jaar weinig kans van slagen heeft zolang er niet tegelijkertijd maatregelen genomen worden om de tijdsdruk van de docenten weg te nemen zodat er ook werkelijk integraal nagekeken kan worden. Juist de omkering brengt tijdrovende, logistieke problemen met zich mee, waardoor de tijdsdruk toeneemt en de kans dat er even zorgvuldig gecorrigeerd wordt als bij de huidige gang van zaken, alleen maar kleiner wordt. Daarmee wordt met de omkering een averechts effect bereikt.

Wij zijn benieuwd naar uw reactie op deze brief. Wij horen graag van u.

Met vriendelijke groet,

Namens het bestuur van het Platform VVVO

René van de Kraats

Reactie PVVVO naar Tweede Kamer over Tweede Correctie

Aan: de Kamercommissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Betreft: tweede correctie examens
Amsterdam, 17 juni 2013

Geachte leden van de commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Bijna vijf jaar geleden, op 23 oktober 2008, heeft het Platform van Vakinhoudelijke
Verenigingen in het Voorgezet Onderwijs zich in een brief tot het ministerie van OCW, de
VO-raad en de onderwijsbonden gewend, om aandacht te vragen voor het gebrek aan tijd
voor de tweede correctie van de examens.

Het Platform respecteert het besluit dat de tweede correctie integraal moet worden gedaan,
maar heeft ook begrip voor de steekproefsgewijze aanpak van deze tweede correctie door
veel docenten. Niet in de eerste plaats omdat de financiële vergoeding beperkt is, maar
vooral omdat de tijdsfactor een belangrijke rol speelt. De tijdsspanne waarin het examenwerk
van de eigen school nagekeken en de tweede correctie verricht moet worden, was en is te
kort om al dit nakijkwerk goed te kunnen doen. Dat geldt met name voor de vakken waarbij in
het centrale examen veel open vragen gesteld worden.

Om de situatie met concrete gegevens uit de praktijk te kunnen staven, heeft het Platform
toen bij de aangesloten vakverenigingen gepeild wat de gemiddelde eerste correctietijd was
per vak per leerling per onderwijstype (vmbo-tl, havo en vwo). Daarbij is er van uitgegaan dat
ongeveer dezelfde tijd nodig zou zijn voor een integrale tweede correctie. Uit de peiling bleek
dat docenten gemiddeld 45 tot 60 minuten correctietijd per leerling nodig hebben. Een
integrale tweede correctie zorgt voor een verdubbeling van die correctietijd. Het Platform
schreef toen: “Als de overheid aan een integrale tweede correctie wil vasthouden, zal de tijd
moeten worden verruimd waarin het werk gecorrigeerd moet worden en zal de tijd die de
docenten erin steken, zichtbaar en geoormerkt in de taakbelasting van de betrokken
docenten opgenomen moeten worden”. Het leek ons een signaal dat tot een snelle reactie
van het kabinet en de VO-raad zou moeten leiden.

Er werd echter gekozen voor een onderzoek dat uiteindelijk liefst vijf jaar heeft geduurd, en
in die vijf jaar is er niets gedaan aan de werkdruk en taakbelasting van betrokken docenten.
De resultaten van het onderzoek wijken niet veel af van wat toen uit de peiling van het
Platform bleek: veel vakdocenten worden door de hoge werkdruk in de examenperiode
gedwongen de tweede correctie steekproefsgewijs te doen.

Het Platform is blij dat de staatssecretaris van Onderwijs de scholen vraagt docenten te
faciliteren voor de tweede correctie. Wij denken graag mee bij de pilots die de VO-raad op
verzoek van de staatssecretaris gaat opzetten. Het lijkt ons echter een goede zaak om over
de hele opzet van het centraal examen nog eens goed na te denken. Het uitbesteden van de
gehele correctie aan goede, gekwalificeerde externe beoordelaars zou daarbij als een van
de mogelijkheden overwogen moeten worden om de problemen van werkdruk en integrale
tweede correctie op te lossen. Uiteindelijk moet een integrale tweede correctie geen doel op
zichzelf worden, maar moet het gaan om herstel van het vertrouwen in de correctie, waarbij
het erom gaat dat de leerlingen het cijfer krijgen dat hun toekomt.

Wij hopen dat de organisatie van pilots er niet toe leidt dat noodzakelijke maatregelen
opnieuw uitgesteld worden. Dat geldt in ieder geval voor de aanbevelingen in het rapport die
nu al verwezenlijkt kunnen worden: het creëren van meer tijd voor vakken met een grote
correctielast door deze direct aan het begin van de examenperiode te plaatsen, het werken
met meer tweede correctoren in de school, het verbeteren van de toetsconstructies en de
correctievoorschriften. En last but not least: voor het zichtbaar maken en oormerken van de
tweede correctie in de taakbelasting van de betrokken docenten.

Hoogachtend,
Coen Gelinck

Voorzitter Platform Vakinhoudelijke Verenigingen Voortgezet Onderwijs

Namens de vakinhoudelijke verenigingen:
BDD- Drama I&I – Informatica
KNAG – Aardrijkskunde KVLO – Lichamelijke Opvoeding
Levende Talen NBDK – Dans
NVLM – Maatschappijleer NVON – Natuurwetenschappen
NVORWO – Wiskunde/rekenen NVvW – Wiskunde
VCN – Klassieke talen VDLG – Godsdienst en Levensbeschouwing
VDSN – Spaans VECON – Economie, M&O
Vedotech – Techniek VFVO – Filosofie
VGN – Geschiedenis VLS – Muziek
VONKC – Beeldende vakken

Antwoord OCW aansluiting VMBO-HAVO

Datum: 9 september 2011
Betreft: Afschrift brief Platform VVVO aan minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap m.b.t. aansluiting vmbo-havo d.d. 26 juni 2011

Geachte heer Kraats,
Uw bovengenoemde brief is door de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in een procedurevergadering behandeld.

De commissie heeft besloten dat de leden uw brief desgewenst kunnen betrekken bij de begrotingsbehandeling OCW 2011. Dit is een openbaar overleg. Dat betekent dat u dat kunt bijwonen. Het verslag van het overleg is te zijner tijd te raadplegen via de internetsite van de Tweede Kamer (www.tweedekamer.nl) of te bestellen bij de NV SDU, tel. 070-3789911.

Namens de commissie dank ik u voor de toezending van uw brief.

Hoogachtend,
De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.C.E. de Kler

Brief aansluiting VMBO-HAVO

Utrecht, 26 juni 2011

Aan:     minister J.M. van Bijsterveldt – Vliegenthart

Betreft:  aansluiting VMBO-HAVO

Geachte mevrouw Van Bijsterveldt-Vliegenthart,

In deze brief reageert het Platform Vakinhoudelijke Verenigingen Voortgezet Onderwijs (Platform VVVO) op het rapport van de VO-raad ‘Onderzoek scholen doorstroom vmbo-tl’.

In het rapport wordt aangegeven dat zowel docenten als schoolmanagers het vmbo een voorbereidende functie toeschrijven richting havo en mbo, maar dat het daarin tekort schiet.  Het Platform VVVO onderschrijft deze punten.

Het rapport vermeldt vervolgens een advies dat bestaat uit vier aanbevelingen. Op de eerste twee willen wij op deze plaatst niet reageren; we kunnen niet inschatten of dit maatregelen zijn die echt effect zullen sorteren en niet vooral veel geld kosten. Punt drie noemt een verbetering van de oriëntatie en voorbereiding op het vervolgonderwijs door het verstevigen van LOB. Punt vier noemt een opwaardering van de kernvakken Nederlands, wiskunde en Engels.

De laatste twee aanbevelingen zijn, gezien het onderzoek dat is gedaan, nodig en nuttig. Het Platform VVVO mist echter de aanvullende opmerking dat dit niet ten koste mag gaan van het niveau van de andere vakken. Een betere keuze en meer kennis van kernvakken leiden alleen tot een verbeterde aansluiting als de overige kennis ook op niveau is. Gezien het feit dat uit onderzoek  is gebleken dat zowel volgens leraren als volgens leerlingen het niveau van vmbo-tl omhoog mag, lijkt het er niet op dat een verzwaring van LOB en de kernvakken ten koste  moet gaan van de overige vakken.

Verder hebben wij geconstateerd dat het rapport niet ingaat op een ander aansluitingsprobleem. Op  de havo is zowel in het profiel Natuur en Gezondheid als in het profiel Natuur en Techniek het vak scheikunde verplicht.  Een verbetering van de aansluiting zou daarom voor vmbo-scholen moeten beteken dat het vak NASK 2 een serieuze keuzemogelijkheid is voor leerlingen die overwegen naar de havo te gaan en exact willen kiezen.

Kortom: het Platform VVVO onderschrijft de uitgangspunten en een aantal aanbevelingen van de VO-raad maar mist in het advies het handhaven van het niveau van andere vakken en een verwijzing naar het belang van het aanbieden van alle doorstroomrelevante vakken in het vmbo-tl.

Met vriendelijke groet,

drs. R. van de Kraats

Voorzitter Platform VVVO

voorzitter@platformvvvo.nl.

tel. 030-2533778

cc. VO-raad en Vaste Kamercommissie voor Onderwijs

    Brief aan staatssecretaris over beëindiging LPBO

    • Het bericht werd verzonden midden in de vakantietijd, wat in de onderwijswereld betekent dat organisaties niet makkelijk de koppen bijeen kunnen steken voor een adequate reactie.
    • Ten opzichte van personen die in het LPBO participeren maar ook tegenover andere kandidaten die zich konden aanmelden, werd slordig omgesprongen met procedures: aanvankelijk werden zij uitgenodigd om zich met sollicitatiebrieven voor verlenging aan te melden, terwijl deze sollicitaties vervolgens overbodig werden gemaakt door Uw besluit om het LPBO te beëindigen.
    • De wijze waarop de werkzaamheden van het LPBO in de toekomst worden overgelaten aan de coöperatie van verenigde beroepsorganisaties, bergt het gevaar in zich dat individuele docenten die nog in de dagelijkse lespraktijk staan, worden vervangen door bestuurders van onderwijsorganisaties, die zoals de commissie Dijsselbloem destijds constateerde, lang niet altijd draagvlak in het onderwijsveld garanderen, doordat zij dichter bij de politieke besluitvorming staan, dan bij de man of vrouw die als professional voor de klas staat.

    Daarom betreuren wij zowel de procedure als de inhoud van Uw besluiten inzake het LPBO en geven wij U in overweging om hierop terug te komen. Een reactie stellen wij op prijs.

    Hoogachtend,
    Drs. R. van de Kraats
    voorzitter van het Platform VVVO

    cc.: mr. J.F. van der Vlugt
    directeur Directie Leraren

    De Vaste Commissie voor OCW van de Tweede Kamer der Staten Generaal

    Brief aan Onderwijscommissie

    Uiteraard zijn wij als lerarenorganisatie verheugd over de stappen die de staatssecretaris ondernomen heeft om de professionele ruimte voor docenten te vergroten. Na alle vernieuwingsoperaties van de afgelopen decennia was wel duidelijk geworden dat de stem van de leraar bij al deze ingrepen te weinig gehoord is.

    In grote lijnen kunnen wij met de inhoud van het voorstel instemmen.

    Graag willen wij een paar kanttekeningen maken.

    Eerst iets over de gang van zaken die tot dit voorstel heeft geleid. Naar wij begrijpen zijn diverse rapporten en onderzoeken maar ook de bevindingen van de Commissie Dijsselbloem aanleiding tot dit wetsvoorstel geweest.

    Zoals de staatssecretaris terecht vermeldt, kwam deze commissie tot de conclusie dat leraren zelf veel te weinig geraadpleegd waren. Tot deze gevolgtrekking kwam de commissie, zoals u weet, na een grote groep leraren van diverse vakinhoudelijke verenigingen gehoord te hebben. Tijdens de persconferentie bij de presentatie van het rapport benadrukte de voorzitter van deze commissie nog eens dat met name de organisaties van vakdocenten, verenigd in het Platform VVVO, bij alle vernieuwingsvoorstellen niet of nauwelijks aan het woord zijn geweest en dat Den Haag meer moet luisteren naar wat docenten via hun vakinhoudelijke verenigingen te zeggen hebben.

    Daarom verbaast het ons zeer dat het ministerie voor dit voorstel wel naar draagvlak heeft gezocht bij een willekeurig groepje docenten die de afgelopen vijf jaar door SBL als ‘leraren van het jaar’ zijn verkozen. Ongetwijfeld zijn dit uitstekende collega’s, maar ze zijn helaas niet in de positie geweest om met collega’s in den lande contact te kunnen hebben over dit wetsvoorstel. Daarmee krijgt dit wetsvoorstel wel een heel smal draagvlak.

    Als de staatssecretaris de vakinhoudelijke verenigingen over dit wetsvoorstel had benaderd, hadden we graag de mening van onze achterban van 40.000 vakleerkrachten in het voortgezet onderwijs gepeild en deze collega’s daarover aan het woord laten komen en had het ministerie op die manier ook veel meer bekendheid aan dit voorstel bij leraren zelf kunnen geven. Juist ook omdat het hier gaat over kwesties die de vakinhoud van de docenten raken: vaststelling van de leerstof, het curriculum voor hun vakken, de keuze van de methoden, de wijze van toetsing en examinering, kortom de vakinhoudelijke en algemene didactiek van hun onderwijs.

    Dat brengt ons op een tweede punt. Wij vinden dat het begrip professionele ruimte met dit wetsvoorstel beperkt wordt opgevat. Docenten dienen in onze ogen niet alleen zeggenschap over hun beroep te krijgen in de ruimte die de school hun biedt. Hun professionele ruimte strekt zich ook uit buiten de school. Leraren horen vanuit hun specifieke professionaliteit ook mee te kunnen praten over kerndoelen, eindtermen, centrale examens, eisen die aan lerarenopleidingen worden gesteld. Dat was ook wat de Commissie Dijsselbloem beoogde toen zij over de rol van de vakinhoudelijke verenigingen sprak. Het is gelukkig wel zo dat vertegenwoordigers van de vakinhoudelijke verenigingen structureel wel al bij een aantal zaken betrokken worden, zoals in de examencommissies, en incidenteel geraadpleegd worden, maar over de professionele ruimte van docenten buiten de school is tot op heden nog weinig geregeld. Zo zijn de afgelopen jaren een College van Examens en een Stichting van het Onderwijs opgericht zonder dat daar docenten voor uitgenodigd zijn, laat staan hun vakinhoudelijke vertegenwoordigers.

    Wij vinden dat het hoog tijd wordt dat de politiek een duidelijke visie ontwikkelt hoe zij de positie van docenten kan helpen versterken als het gaat om de zeggenschap over hun vak en de inhoud ervan in de professionele ruimte buiten de school.

    René van de Kraats
    Voorzitter Platform VVVO
    voorzitter@platformvvvo.nl
    telefoon 030-2533778